© Bastiaan van Aarle, uit '1:20'

De conceptuele landschaps-fotografie van Bastiaan van Aarle

Mochten er hitlijsten bestaan van populaire fotografiegenres, dan stond landschapsfotografie steevast in de top drie. Niet voor niets vind je op Instagram miljoenen foto’s van zonsondergangen, mistige weilanden, indrukwekkende bergketens, eindeloze bossen en aanlokkelijke stranden. Soms wil een landschapsfoto echter meer zijn dan enkel een mooi plaatje. In deze reeks artikels gaan we in gesprek met fotografen die het landschap en de natuur vanuit een conceptuele bril benaderen. Beginnen doen we met conceptueel landschapsfotograaf Bastiaan van Aarle.

Tekst: Björn Comhaire (7/11/2024)

Kan je eerst even duidelijk maken wat het verschil is tussen natuurfotografie en landschapsfotografie?

Bij natuurfotografie is de natuur of een deeltje ervan, bijvoorbeeld een boom of een vogel, het onderwerp van de foto. De natuurfotograaf tracht dat stukje zo goed mogelijk weer te geven. Landschapsfotografie gaat meer over hoe die verschillende objecten, onderwerpen en elementen in het landschap in verbinding staan met elkaar. Het kan daarbij zowel gaan om een natuurlijk landschap als om een door mensen gemaakt landschap. Conceptuele landschapsfotografie gaat nog een stapje verder. In mijn geval bijvoorbeeld gaat het dan over hoe de mens in dat landschap staat en het landschap vervormt.

 

Er zit achter elke foto wel een beetje een concept natuurlijk. Vanaf wanneer kunnen we volgens jou spreken van conceptuele fotografie?

Ik geef les in de academie en ik merk dat heel veel studenten intuïtieve fotografen zijn. Ze gaan naar buiten om te fotograferen en zoeken vaak pas achteraf uit waar ze intuïtief mee bezig zijn geweest. Bij conceptuele fotografie ga je op voorhand jouw concept al meer gericht uitdenken. Wat zou ik kunnen weergeven en hoe zou ik dat dan doen?  Ikzelf voel mij momenteel het meeste op mijn gemak om dat te doen door middel van landschapsfotografie, maar dat is uiteraard geen noodzaak. 

© Bastiaan van Aarle, uit 'Waterlijn'

Een concept in beelden gieten

Hoe kom je van een concept tot een beeld dat dat concept weergeeft?

Ik kan misschien best een klein voorbeeld geven hiervoor. Het idee achter mijn boekje ‘Waterlijn’ ontstond nadat ik een artikeltje las in National Geographic. In dat artikel stond dat, als al het ijs op aarde smelt, de zeespiegel met 65 meter zou stijgen. Ik vond het interessant om na te denken over wat er dan zou gebeuren met België. Ik begon op kaarten aan te duiden welke stukken van België nog boven water zouden liggen en zag dat ons land in dat geval uit allemaal kleine eilandjes zou bestaan. Mijn allereerste idee was dan om zelf een soort van eiland te creëren, maar dat bleek al snel onhaalbaar. Wat ik wel kon doen was die 65-meter hoogtelijn afwandelen. Ik ging ook bekijken hoe we waterlijnen weergeven op boten, gebouwen, bruggen en zo. Op basis van die informatie ben ik beginnen zoeken hoe ik die waterlijnen kon aanduiden op foto’s. Uiteindelijk ben ik dan gekomen tot de oplossing die je ziet in het boekje.

Veel fotografen gaan fotograferen en zoeken nadien uit waar ze intuïtief mee bezig waren. Bij conceptuele fotografie ga je vooraf jouw concept al gerichter uitdenken.

Eens je beslist hebt hoe je een concept in beeld gaat brengen, in hoeverre hou je dan vast aan dat idee? Is er op dat moment of tijdens de uitvoering nog mogelijkheid om van richting te veranderen? 

Er zitten sowieso eerst nog testbeelden tussenin. Je hebt een eerste idee maar als dat niet werkt dan kan je nog veranderen. Mijn project ‘Moving mountains’, een project waarbij ik via licht, beweging, tijd en ruimte onderzoek, is in eerste instantie bijvoorbeeld vertrokken vanuit een portret van mijn grootvader. Hij viel altijd in slaap in zijn zetel. Ik vond dat iets heel mooi hebben, ook omdat mijn grootvader heel veel betekende voor mij, en ik wilde dat vastleggen. Ik nam elke minuut een foto van mijn grootvader en je zag hem indommelen. Die tijdsverschuiving vond ik heel boeiend. Ik merkte echter dat die beelden niet goed werkten omdat mijn onderwerp zich ook in de ruimte verplaatste. Wat mij boeide in de beelden, werd daardoor wazig. En dat wilde ik niet. Ik ben dan gaan zoeken naar onderwerpen die zich niet verplaatsen tijdens het verstrijken van de tijd: enkel de tijd verschuift, het onderwerp niet. Na een tijdje leg je je natuurlijk wel vast en hou je vast aan je concept zodat je kan beginnen fotograferen. Soms betekent dat ook dat je met slechts een paar beelden je concept al helemaal hebt uitgewerkt en je uitgefotografeerd bent nog voordat je het goed en wel beseft. Dat kan best vervelend zijn, zeker als je gepland had om heel veel beelden te maken en je moet vaststellen dat je jezelf al na enkele beelden al begint te herhalen! 

 

Hoe weet je of je project klaar is en je genoeg beelden hebt om je concept duidelijk te maken aan de kijker?

Vaak is dat een gevoel maar ik denk ook dat je eigenlijk niet veel beelden nodig hebt om een concept goed duidelijk te maken. Bij ‘Waterlijn’ heb ik vaak gedacht om nog wat meer beelden te maken, maar in feite volsta ik met de beelden die ik nu al toon. Dan ga ik liever iets nieuws doen eerder dan te blijven verder werken aan hetzelfde. 

© Bastiaan van Aarle, uit 'Moving Mountains'
© Bastiaan van Aarle, uit 'Moving Mountains'
Aan mijn ouders vraag ik soms wat ze van mijn werk vinden. Soms zien ze echt niet wat ik wil zeggen en dat is evengoed waardevolle informatie.

Heeft het ook te maken met het “product” dat je wilt afleveren? Een tentoonstelling versus een boek bijvoorbeeld. Of beslis je pas achteraf wat je met je werk gaat doen?

Soms is het concept gelinkt aan de vorm. Voor mijn project ‘01:20’ nam ik in het IJslandse stadje Ólafsfjörður heel de maand juli elke nacht om 1.20 u. een foto. Het boek met die foto’s is het werk. Ik heb wel vormen bedacht om het ook te tonen in een ruimte, maar ik denk momenteel dat een boek het beste werkt. Bij ‘Moving mountains’ heb ik pas na het maken van het boek gemerkt dat de boekvorm niet ideaal was en dat een expo beter zou zijn. Het blijft een leerproces.

Eens je de beelden gemaakt hebt, begin je te denken over hoe je ze gaat presenteren. Soms weet je het direct maar vaak zie je pas achteraf hoe je je werk het beste aan de wereld laat zien. 

Werk leeft pas als het getoond wordt

Doe je alles in je eentje of heb je een soort van klankbord van mensen waar je naartoe kan gaan met je ideeën en beelden?

Ik heb door de jaren heen een kleine groep mensen die ik vertrouw rond mij verzameld. Mensen die bezig zijn met fotografie maar ook schrijvers… Iemand die heel belangrijk is voor mij is Bob Vanden Broeck, hij geeft les kunstgeschiedenis en is ook dichter. Hij helpt mij bijvoorbeeld met de vraag: “Hoe kunstig moet het zijn”. Ook aan mijn ouders vraag ik soms wat ze van mijn werk vinden. Soms zien ze echt niet wat ik wil zeggen en dat is evengoed waardevolle informatie. 

Alle vraagstukken die ik behandel starten vanuit eigen interesse. Ik heb wel vertrouwen in mijn proces en onderzoek, maar ik wil niet enkel beelden maken die door een select groepje begrepen worden. Ik vind dat een werk pas leeft als het gezien wordt en ik moet dus nadenken over hoe mensen naar mijn werk kijken. Ik wil hen niet opleggen hoe ze naar de beelden moeten kijken, maar ik wil wel dat ze zich “een” idee vormen. Als mijn werk anderen helemaal koud laat, dan stel ik mij wel de vraag of het wel de moeite is om het te tonen.

© Bastiaan van Aarle, uit '1:20'

Conceptuele fotografie vraagt meer van een kijker dan foto’s die in de eerste plaats esthetisch is. Is het makkelijk om je werk getoond te krijgen?

Dat is heel moeilijk en het wordt ook niet makkelijker als je er langer mee bezig bent, maar ik blijf koppig dingen uitsturen. Galerijen werken niet zo goed voor mij momenteel, museale contexten werken beter en vooral als ik één op één kan gaan praten met de mensen van het museum. Ik stuur eerst een mailtje met enkel beelden erin, wat uitleg over het project en de vraag of ik mijn werk eens mag komen voorstellen. Als ze mij dan uitnodigen voor een gesprek, dan komt daar, soms op lange termijn, meestal wel iets leuks uit. Maar het blijft iedere keer een strijd. 

Vertrek vanuit je eigen interesse

Welke kunstenaars inspireren jou? 

Ik vind Tomás Saraceno heel interessant. Hij is veel bezig met het gebruik van natuurlijke elementen in zijn kunst en werkt dikwijls samen met organisaties die de wereld trachten te veranderen, dat vind ik wel mooi. Bij Robert Adams vind ik inspiratie omdat ook hij veel werkt rond de grens tussen mens en natuur net zoals Joel Sternfeld. 

Als het meer over het conceptuele gaat, dan ben ik fan van Taiyo Onorata en Nico Krebs. In hun oudere werk bouwden ze constructies in het landschap waarmee ze de waarde van het beeld in vraag stelden.

Zelf werk ik steeds volgens de volgende vier stappen: begin met ergens inspiratie vandaan te halen, stel vanuit die inspiratie een vraag, werk uit hoe je dat onderwerp wilt tonen en begin ten slotte te fotograferen.

Heb je tips voor mensen wiens interesse in het onderwerp nu gewekt is? Hoe beginnen ze aan zo’n project?

Ik denk dat het vooral belangrijk is om te vertrekken vanuit je eigen interesse, dat is de beste drijfveer. Tijdens een workshop die ik gaf rond conceptuele fotografie, merkte ik dat nogal wat mensen zeiden dat ze vooral intuïtief werken. Ik denk dat het voor hen interessant kan zijn dat er eens iemand naast hen komt zitten om samen op zoek te gaan naar het concept dat achter dat intuïtieve schuilgaat. Vaak is het er wel, maar soms heb je iemand anders nodig om je mee te helpen dat concept te verwoorden. Neem even de tijd om stil te staan bij wat je interesseert en welke elementen altijd terugkomen in je projecten, en bouw daar dan iets rond.

Zelf werk ik steeds volgens de volgende vier stappen: begin met ergens inspiratie vandaan te halen, stel vanuit die inspiratie een vraag, werk uit hoe je dat onderwerp wilt tonen en begin ten slotte te fotograferen. Het zijn vier stapjes die voor mij heel goed werken, maar daarom is dat uiteraard niet voor iedereen zo.