Je laatste project ‘Terra Nullius’ toont veel abstracter in vergelijking met je eerder werk, zoals ‘Horsehead Nebula’ waarbij het narratieve heel belangrijk was. Vanwaar die shift?
Ik vind het belangrijk om mezelf te blijven uitdagen. Al mijn projecten reflecteren over de impact van de mens op zijn omgeving en de ruimte in een landschap, maar ik wil qua aanpak niet in herhaling vallen. Ik wil mezelf verrassen en door een nieuwe benadering te kiezen, blijf ik het plezier vinden in het maken van de reeksen.
Speelt jouw atelier ook een rol in jouw werkproces, bijvoorbeeld voor ‘Terra Nullius’?
Voor dit project verbleef ik in 2019 een maand lang op een boot in residentie op de Arctische oceaan aan de kust van Groenland. Ik focuste op het analoog vastleggen van het arctische landschap, waarbij ik niet te veel onderzoek op voorhand deed. In mijn atelier begint altijd het tweede deel van een werkproces, waarbij ik eerst de negatieven laat ontwikkelen. Het is mijn 'basecamp' waar ik me na het fotograferen terugtrek om te reflecteren en een geheel te maken van het werk. Ik laat projecten graag even rusten, dus neem tijd tussen het fotograferen het bekijken van de foto’s.
Werk je in die tussentijd dan ook aan nieuwe projecten?
Inderdaad. Wanneer ik het ene project laat rusten, begin ik aan iets anders. Het kan daarom enkele jaren duren voordat een project afgerond is. Nu werk ik bijvoorbeeld aan het boek van ‘Terra Nullius’, maar daarnaast ook aan een publicatie van ‘Oasis’, waarvoor ik in 2020 de foto’s maakte in de buurt van Luik. Mijn opdrachten als freelancer lopen tussendoor ook verder. Het is een organisch proces. Vaak leeft een reeks al via verschillende tentoonstellingen, elke keer op een andere manier, en volgt daarna nog een publicatie. In het verleden liep de lancering van een boek samen met een expo, maar dit bezorgde me veel onnodige stress. Nu laat ik deze twee apart bestaan en heb ik meer tijd om de projecten te finaliseren.