De nijlpaardfoto van graaf Don Juan Carlos Maria Isidoro de Borbón

De vroege fotografie, tussen wetenschap en magie (1853)

Vandaag is fotografie een erg toegankelijke kunstvorm, maar in het midden van de 19e eeuw was het een kluwen van experiment en chemicaliën. Complex, en toch enorm intrigerend. Wie wilde starten met fotograferen moest zich grondig  inwerken en bleef best ook op de hoogte van deze snel veranderende technologie. Daarom kwam een groepje Britse fotografen, we kunnen ze de eerste echte fotonerds noemen, met het idee om een exclusief clubje op te richten: the Royal Photographic Society. Zo wilden ze onderling ideeën en kennis uitwisselen en die met de wereld te delen via hun eigen fototijdschrift, het langslopende fotomagazine ter wereld.

tekst: Jolan Bollen (20/10/2022)

Toen de Royal Photographic Society op de derde dag van februari 1853 voor het eerst samen kwamen, stond de fotografie nog in haar kinderschoenen. Frederick Scott Archer had slechts twee jaar eerder het collodiumproces uitgevonden. De wet plates die hij initieerde moesten slechts twee à drie seconden belicht worden, wat een enorme stap vooruit betekende in de gebruiksvriendelijkheid van dit nieuwe medium. Maar terug naar de heren van de Society. Zelf stelden ze zich als doel om via “periodieke bijeenkomsten gedachten en ervaringen uit te wisselen ter bevordering van de kunst en wetenschap van de fotografie”. Ze besluiten zeker één keer per jaar formeel samen te komen om hun werk en al de nieuwe bevindingen tentoon te stellen. Daarnaast zouden ze ook de publicatie van een tijdschrift verzorgen, waarvan de eerste uitgave op hun eerste samenkomst werd voorgesteld met “een verontschuldiging voor de onvolkomenheid van het eerste nummer, dat haastig, misschien wel te haastig, werd opgesteld in het streven om zo snel mogelijk een communicatiemiddel tussen alle fotografen te verschaffen”. Een andere reden voor die haast lezen we verderop in de notulen van de eerste vergadering, waar met een trotse Britse onderlip - maar ook met een zekere afgunst - verwezen wordt naar een groepje Franse collega’s die eerder dat jaar in Parijs ook een exclusief clubje begonnen was.

Titelblad van het eerste nummer van The Journal of The Photographic Society

Een fotomagazine voor en door praktische mannen

The Journal of the Photographic Society, werd voor het eerst gepubliceerd op 3 maart 1853, net één maand na de eerste samenkomst van de vereniging, en is sindsdien onafgebroken verschenen. In 1859 werd het tijdschrift omgedoopt tot The Photographic Journal en onlangs werd het nog bijgewerkt tot RPS Journal. Daarmee is het het langstlopende fotografische tijdschrift ter wereld. Gedurende een groot deel van de geschiedenis van het tijdschrift had het een invloed die veel verder reikte dan de vereniging en een oplage die aanzienlijk groter was dan het aantal leden van de vereniging. Hoewel het tijdschrift in vorm en lengte doorheen haar 168-jarig bestaan wel wat veranderde is haar missie om fotografen met elkaar in contact te brengen en ervaringen te laten delen steeds hetzelfde gebleven.

Wat kan je zoal lezen in het tijdschrift? De heren van de Society omschrijven zichzelf als “praktische mannen”, en die insteek komt ook sterk naar voren in de Journal. Naast een verslag van elke vergadering en een aantal lezersbrieven, krijg je als lezer in verschillende artikels heel wat praktische informatie mee, in de vorm van chemische recepten, tips en handleidingen van experimenten die leden van de Society met de andere leden hebben gedeeld. In de eerste nummer lees je bijvoorbeeld hoe je fotopapier beter kan joderen voor gebruik bij exterme temperaturen (1000 gr. rijstwater, 30 gr. kaliumjodide, 3 gr. kaliumbromide, 2 gr. kaliumcyanide en 1 gr. kaliumfluoride, voor de liefhebbers). 

Een zelfgemaakt waterpas- en tijdsmetingssysteem voor minder dan een penny!

Verder wordt er ook gedacht aan de 'minder gegoede' fotografen. “Het komt helaas voor dat niet elke fotograaf een rijk man is,” lezen we in een artikel van de heer Wilkinson, waarin hij een eenvoudige en goedkope methode uit de doeken doet om je camera waterpas te maken door een touwtje met twee verzwaarde uiteinden over de camera te hangen. Het systeem kan daarnaast ook dienen voor tijdsmeting. Door het gewichtje op een lengte van 39 inches te bevestigen en als pendule te gebruiken, kan je nauwkeurig de seconden aftellen voor jouw sluitertijd, “en dit allemaal voor een kostprijs van aanzienlijk minder dan een penny!”

Portret van Rev. Calvert Jones bij Lacock Abbey, © William Talbot (1843-1850) (Bijzondere Collecties, Universiteitsbibliotheek Leiden) CC BY-SA 2.5

‘Boys club’ met een missie

Sir Charles Eastlake, die twee jaar later ook de allereerste directeur van de National Gallery zou worden, werd aangesteld als de president van de Royal Photographic Society.  In zijn openingsspeech, formeel en langdradig zoals in die tijd gebruikelijk was, bedankte hij uitgebreid zijn vriend, mijnheer Talbot, die we kennen als de uitvinder van het negatiefproces en de calotypie. William Talbot was geen lid van de vereniging en had al eerder het presidentschap van de hand gewezen. Toch kreeg hij, en hij als enige, elke maand een gratis kopij van het tijdschrift in de bus. 

Hoewel de befaamde Mister Talbot geen lid was, waren er bij de oprichting van de club al heel wat prominente leden, van bekende politici, aristocraten, kunstschilders, advocaten, één dominee tot zelfs een graaf, Don Juan Carlos Maria Isidoro de Borbón, graaf van Montizón en kandidaat voor zowel de Spaanse, Franse en Mexicaanse troon, maar die alle drie de tronen afwees omdat hij meer door kunst dan kroon geboeid was. Uiteindelijk zou hij de geschiedenis in gaan als de maker van de allereerste foto van een nijlpaard.

In de officiële regels van de vereniging, die op z’n Brits nauwkeurig werden opgesteld, lezen we dat “de dames ook in aanmerking komen als leden van de vereniging”, en die zien we langzaamaan ook binnensijpelen in dit mannenbastion, met bekende namen zoals Julia Margaret Cameron, Anna Atkins en Lady Clementina Hawarden. Elk van de leden betaalde één gienje, een oude Britse munt, als jaarlijkse bijdrage, een annual subscription fee van ongeveer 100 euro in het geld van vandaag. Deze bijdrage besloeg ook het ontvangen van één kopij van het tijdschrift.  

Society-lid Don Juan Carlos Maria Isidoro de Borbón liet zowel de Spaanse, Franse als Mexicaanse troon aan zich voorbijgaan omdat hij meer geboeid was door de kunsten.

Verschillende van de leden zouden een aanzienlijk fotografisch oeuvre achterlaten. Zo werd Roger Fenton, medeoprichter, als een van de eerste oorlogsfotografen naar de Krim gestuurd, om daar de Engelse troepen te fotograferen. In zijn werk ‘The Valley of the Shadow of Death’ nam Fenton twee foto's van een ravijn dat tijdens de Krimoorlog door Russische troepen onder vuur was genomen. Sommige kunsthistorici geloven dat hij heel wat extra kanonskogels aan deze foto toevoegde om het gevaarlijker te laten lijken - wat het de eerste gemanipuleerde foto ooit zou kunnen maken. Helaas werd de oorlog net voor zijn terugkomst in Londen beëindigd en was er voor zijn tentoonstelling, van meer dan 300 werken, nog maar weinig belangstelling. Fenton maakte verder ook verschillende portretten van Queen Victoria en de koninklijke familie. 

Originele versie van Roger Fentons 'The shadow of the valley of death'
'The shadow of the valley of death' van Roger Fenton met extra kanonskogels
Ingekleurd portret van Queen Victoria, gefotografeerd door Roger Fenton (30 June 1854) - Royal Collection Trust / © His Majesty King Charles III 2022

Fotografische roddels

Ook andere leden zouden naar alle kanten van de wereld reizen om er foto’s te nemen. Van Groenland tot Madagaskar. Van jungle tot woestijn. Zo konden ze de nieuwe technieken testen in verschillende klimaten en weersomstandigheden. Hun exploten tijdens deze lange reizen en andere succesvolle experimenten kunnen we lezen in misschien wel het sappigste deel van het tijdschrift: de rubriek ‘Fotografische roddels’. 

En het is in deze ‘Fotografische roddels’ dat de ongelooflijke hartstocht en ontdekkingsdrift van deze vroege fotopioniers boven komt drijven. Zo lezen we in de Journal dat “een heer net uit Schotland is aangekomen en die een aantal opmerkelijk mooie zeegezichten van het Afrikaanse continent, verkregen op glas, heeft meegenomen. In deze beelden is het schuim van de golven bewonderenswaardig weergegeven, illusies die we hopelijk nog eens zullen zien, met "indrukken" van de onontdekte en bijzondere streken waarin de onverschrokken reiziger zich waagt.” 

De fotografie van de jaren 1850 schommelde ergens tussen wetenschap en magie. De ene ontdekking volgde de andere op, de nieuwe uitvinding werd al snel weer een oude. En hoewel er nog veel vooruitgang geboekt zou worden, zou een clubje gepassioneerde fotografen er haar levenswerk van maken om door die jungle van nieuwe technieken en verre oorden een kunst tot leven te brengen. De fotokunst. Ergens tussen wetenschap en magie. Soms zelfs ten koste van een kroon.

 

_________________

 

Zelf grasduinen in de archieven van dit tijdschrift kan via de archiefpagina van de Royal Photographic Society:

https://archive.rps.org